top of page
  • molovich

Russische literatuur: Leven & Lot


Rond de 300e pagina van Vasili Grossmans staan in een Duits concentratiekamp twee Russische krijgsgevangen met elkaar te praten. De een is een oude bolsjewiek, de ander een oude mensjewiek. Twee gezworen vijanden die lotgenoten zijn geworden. Ze zijn de enigen in dat hele kamp die het referentiekader kennen waarin zij ooit lijnrecht tegenover elkaar stonden. Terwijl zij herinneringen ophalen aan vroeger, en nog steeds vooral zichzelf van hun eigen gelijk proberen te overtuigen, komt de heilige dwaas Ikkonikov tussenbeide. Of ze wel weten dat de bouwputten die ze aan het graven zijn bestemd zijn voor gaskamers.


Ja, dat wisten ze. Maar wat konden ze er tegen doen? Ze zijn dwangarbeiders, die gaskamers zijn niet hun verantwoordelijkheid. De heilige dwaas zegt dat hij weigert er verder aan mee te doen. Ze maken je dood zodra je twee minuten niet werkt, zeggen de Bolsjewiek en de Mensjewiek. Dat is dan maar zo, zegt de heilige dwaas. Hij legt zijn dilemma voor aan een priester. Wat moet ik doen, vraagt hij: we werken aan een vernietigingsmachine. Heel de wereld werkt daar, zegt de priester, ik werk daar. We zijn slaven. God zal ons vergeven. Dat is zijn werk, zegt de bolsjewiek. Maar het is niet úw werk, zegt de priester verwijtend. Precies, zegt de heilige dwaas. Hij wil geen vergiffenis voor z’n zonden: “Je kunt niet zeggen: de schuldigen zijn degenen die je dwingen zo te handelen, je bent een slaaf, en je bent onschuldig omdat je niet vrij bent. Ik ben wel vrij! Ik bouw aan een Vernichtungslager en ik ben verantwoordelijk tegenover de mensen die vergast zullen worden. Ik kan ‘nee’ zeggen! Wat voor macht kan mij dat verbieden als ik in mezelf de kracht vind om niet bang te zijn voor liquidatie. Ik zeg nee!” Hij herhaalt zijn nee tegen de priester, die op zijn beurt de hand van de heilige dwaas pakt. “Nu gaat de herder het hoogmoedige verloren schaap vermanen”, zegt de mensjewiek. De bolsjewiek knikt instemmend.

Maar de priester vermaant de heilige dwaas niet. Hij brengt zijn hand naar zijn lippen en kust hem.


Leven & Lot, dat zich afspeelt gedurende de Slag om Stalingrad, is niet bepaald zonder slag of stoot tot ons gekomen. Vasili Grossman had er tien jaar aan gewerkt. Hij was oorlogscorrespondent geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als halve jood was hij, in de overtuiging dat het communisme het antisemitisme zou vernietigen, een onwrikbaar communist geweest. Zijn verhalen over de oorlog waren populair. Hij beschreef niet zozeer de militaire heldendaden, hij schreef vooral over het dagelijkse harde leven, hoe burgers en soldaten zich staande wisten te houden ondanks de oorlogsverschrikkingen.


Al tijdens de oorlog werd Grossmans verslaggeving door de Sovjetautoriteiten te subversief bevonden. Na de oorlog schreef hij een toneelstuk waar scherpe kritiek op werd geuit omdat het in strijd zou zijn met het idee dat alles in de Sovjetunie goed was en alleen maar beter zou worden. Een paar jaar later schreef hij een roman over Stalingrad, dat echter veel te te realistisch werd bevonden (niet te verwarren met sociaal-realistisch). Grossman moest een en ander aanpassen en deed dat. Hij moest laveren tussen de waarheid en de gunst van de autoriteiten. Tijdens een vergadering van de Pravda werd Grossman vriendelijk verzocht om een brief aan Stalin te ondertekenen waarin werd aangedrongen op de doodstraf van joodse artsen die moordcomplotten tegen Sovjetleiders gesmeed zouden hebben. Grossman ondertekende die brief.


In Leven & Lot laat Grossman zijn alter ego, de nucleaire wetenschapper Strum, eenzelfde soort brief ondertekenen. Tot zijn eigen wanhoop en walging. In tegenstelling tot de heilige dwaas Ikkonikov was Grossman/Strum niet in staat voor de vrijheid te kiezen. Het ironische nu is dat Grossman, als hij wel de kracht had gekend de ondertekening te weigeren, Leven & Lot waarschijnlijk nooit had kunnen schrijven. Ze zouden hem vernietigd hebben. En als ze dat niet was gelukt, dan was hij, vermoed ik, nooit in staat geweest een boek te schrijven dat zo radicaal menselijk is als Leven & Lot. Een treurig loflied op de menselijke kracht, dat was hij aan de mensheid verplicht.


Geen mens waarin Grossman zich niet weet te verplaatsen. Van de joden die in de gaskamers hun laatste momenten beleven tot hun beulen, Grossman weet wat ze denken, wat ze voelen, wat ze geloven, wat ze vrezen. Hij brengt ze tot leven, elk op een eigen, unieke manier. Zelfs Hitler maakt hij menselijk door hem, wandelend door een bos terwijl hij net heeft vernomen dat Stalingrad is gevallen, terug te laten denken aan een sprookje waarvoor hij als kind zo bang was geweest. Het is precies hetzelfde sprookje waaraan een zevenjarig joods jongetje honderd bladzijden eerder had gedacht, vlak voordat hij in de gaskamer het leven liet. Je moet het lezen om het te geloven.


Makkelijke kost is het niet. De 887 pagina’s Leven & Lot worden bevolkt door pak ‘m beet zo’n 300 personages. Het grootste deel van die personages zijn Russen. En Russen hebben meestal twee namen, die over het algemeen uit meer dan één of twee lettergrepen bestaan. De Michaelov Pavlovitsjen en Ljoedmila Nikolajevna’s vliegen je om de oren. Niet zelden hebben ze ook nog een stuk of drie bijnamen en koosnaampjes. Daarnaast vlieg je van hot naar her, van een Duits concentratiekamp naar een Russisch strafgevangenkamp, van een belegerd huis in Stalingrad naar een boerderijtje in de Oekraïne, van een legertent naar het laboratorium van nucleaire wetenschappers, van de gaskamers naar de Kalmukse grassteppe, van het militaire front naar het huwelijksfront. Je bent nog maar net aan het ene verhaal gewend, of je wordt alweer het volgende ingetrokken. Maar God, je krijgt er wel wat voor terug.


En wat krijg je er dan voor terug? Naast een reeks verpletterende verhalen vooral ook een onwrikbaar geloof in de mensheid. Kom daar nog maar eens om, vandaag de dag. Kom daar vooral nog maar eens om in een boek over een tijd dat twee dictators uit alle macht probeerden om die mensheid, in alles wat haar menselijk maakt, te vernietigen.


Leven & Lot leert ons dat het lot meedogenloos kan zijn, maar dat de mens ondanks alles vrij is om de juiste keuze te maken. Het is die vrijheid die op talloze manieren wordt bezongen. Een oude ruiter die over een paard over de besneeuwde steppe raast. Een joodse vrouw die, vlak voor het betreden van de gaskamers, haar beul bestormt. Twee soldaten die eindelijk weer een gesprek hebben waarin ze hun angst voor vadertje Stalin een beetje durven los te laten. Halverwege lezen wij een pamflet van de Heilige Dwaas Ikkonikov, dat hij schreef naar aanleiding van zijn ontdekking mee te werken aan de bouw van gaskamers. Hij schrijft dat de mens altijd getracht heeft het goede te definiëren. En dat mensen, als zij eenmaal het goede hebben gedefinieerd, het goede institutionaliseren en het proberen op te dringen aan de medemens, in de overtuiging dat wat goed is voor hen, goed is voor iedereen. En zo wordt het goede juist het instrument van het kwade. Zie het Christendom of het communisme. Begon met alle goede bedoelingen, maar heeft tot een hoop ellende geleid. Zelfs Hitler was ervan overtuigd het goede na te streven.


Maar om het goede gaat het nu juist niet. Waar het wel om gaat, volgens Ikkonikov, en ik vind dat een verbluffende vondst, waar het wel om gaat is zinloze goedheid. Goedheid die irrationeel is en tegen zelfbehoud indruist. Een oude vrouw die een vijandige soldaat een stuk brood geeft omdat hij honger heeft. Een jonge vrouw die de dood verkiest om bij een kleine jongen in zijn laatste momenten te blijven. Zinloze goedheid die in fabels belachelijk wordt gemaakt: de heremiet die een adder aan zijn borst klemt om hem naar de overkant van een rivier te brengen. “Mijn geloof is gestaald in de hel”, zo schrijft Ikkonikov. “Het is uit het vuur van de verbrandingsovens gekomen, door het beton van de gaskamers gegaan. Ik heb gezien dat het niet de mens is, die machteloos is in de strijd met het kwaad, maar de kracht van het kwaad die machteloos is in de strijd met de mens.” En even later: “De menselijke geschiedenis is niet de strijd van het goede dat het kwaad probeert te overwinnen. De geschiedenis van de mens is de strijd van een groot kwaad dat een korreltje menselijkheid probeert te vermalen. Maar als het menselijke in de mens ook nu nog niet is gedood, dan zal het kwaad niet meer overwinnen.”


Het kwaad doet nog steeds z’n best, maar ik vond het een openbaring, die zinloze goedheid. En een troost.


Toen Grossman Leven & Lot af was en hij het bij zijn uitgever had ingediend, waarschuwde deze meteen de autoriteiten, toen onder leiding van Chroesjtsjov. De autoriteiten arresteerden niet Grossman, maar zijn boek. Alle kopieën werden in beslag genomen. Op twee na. De eerste verscheen gehavend in 1980, zestien jaar na de dood van de gedesillusioneerde Grossman. De tweede was in het bezit van de weduwe van een bevriend schrijver. Deze weduwe had het manuscript jarenlang in een boodschappennetje aan haar kapstok laten hangen.


Dit stuk verscheen eerder op Nurks.

19 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page